De media berichten regelmatig over de loonwet die de loonmarge bepaalt sinds 1996. Concreet blokkeert deze wet iedere significante loonsverhoging en is ze dus, in fine, volledig losgekoppeld van de socio-economische realiteit.
Waarom moet deze wet wijzigen?
Hieronder sommen we 6 goede, gedetailleerde redenen op:
1. De wet is niet aangepast aan de economische realiteit
- Sinds 1996 doen heel wat sectoren het beter en sommige maken enorme winsten. Het productieniveau zit weer op hetzelfde peil als vóór Covid en de ondernemers voorzien een stijging van de werkgelegenheid.
- In 2020 stegen de winsten van sommige bedrijven tot meer dan een miljard euro. Deze bedrijven hebben enorme dividenden uitbetaald terwijl ze “gematigd” bleven op het vlak van de lonen.
0,4% maximale verhoging voor alle lonen is weinig.
2. De wet draagt bij tot een ongelijke verdeling van de groei
- Hoewel de door de ondernemingen geproduceerde toegevoegde waarde, en dus de groei, toeneemt, is de herverdeling van de rijkdom onder de werknemers al geruime tijd aan het afnemen. Dat was 62,2% in 2000 en slechts 59% in 2018. Het gaat dus om 15,5 miljard die minder wordt uitgetrokken voor de lonen (bron: Europese Commissie).
- Tussen 1996 en 2017 zijn de lonen en sociale bijdragen in ons land met 98% gestegen, de brutowinst van de ondernemingen met 151% en de dividenden met 216%. Dit is een onevenwichtige situatie die de wet bestendigt door de opbrengst op Kapitaal te bevoordelen ten opzichte van de beloning van Arbeid (zie vorig punt).
3. Vergelijken met de buurlanden is niet objectief
De wet moet ervoor zorgen dat de loonevolutie in België gelijke tred houdt met die van de buurlanden om de concurrentiepositie van onze bedrijven te beschermen. Dat kunnen we aannemen… Maar de vergelijking is foutief:
- De productiviteit van een Belgische werknemer ligt 11% hoger dan die van een Franse werknemer, 13% ten opzichte van een Nederlandse werknemer en 18% ten opzichte van een Duitse werknemer (bron: OESO).
Als we rekening houden met die productiviteit, is de arbeidskost niet hoger in België… Dit gegeven ontbreekt echter vreemd genoeg in de berekening. - De gemiddelde uurloonkost in België is 4% minder sterk gestegen dan in de drie omringende landen, als we alle verminderingen van werkgeversbijdragen en alle loonsubsidies meetellen (bron: Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, technisch verslag 2021).
Maar ook deze vormen van steun aan ondernemingen worden niet meegerekend!
4. De sociale partners hebben geen behoefte aan een dwingende norm
- Toen de norm indicatief was, hebben de sociale partners altijd op verantwoorde wijze onderhandeld, zowel op interprofessioneel als op sectorniveau. Dat was oorspronkelijk de geest van de wet van 1996.
- Eind 2018 bedroeg de stijging van de reële loonkosten 54% sinds 1996. Dat is veel minder dan de stijging die door de IPA’s (Interprofessionele Akkoorden) en de inflatieprognoses is toegestaan (61%). Het was dan ook contraproductief om deze norm dwingend te maken.
5. De wet dient als dwangbuis voor loonsverhogingen
- In de berekening zitten vele correctiefactoren en een “veiligheidsmarge”. Zij verlagen de beschikbare marge kunstmatig.
- Wegens het dwingende karakter van de wet kunnen de sectoren, in functie van hun economische realiteit, niet langer onderhandelen over een loonsverhoging die afwijkt van deze interprofessionele norm.
- Gevolgen: de marges, exclusief indexering, zullen systematisch lager zijn dan de productiviteitsstijgingen.
6. Een wet met averechts effect
- De koopkracht van de Belgen is aangetast, waardoor de binnenlandse consumptie daalt en een economisch herstel (nog) moeilijker wordt.
- De loonvorming wordt minder en minder solidair. De laagste lonen zijn het zwaarst getroffen vanwege de minieme interprofessionele marge. Inderdaad, 0,4% verhoging op een salaris van 1.500 euro = 6 euro, terwijl 0,4% op een salaris van 3.000 euro = 12 euro.
- Vaak worden andere vormen van bezoldiging toegekend ter compensatie van het verbod om de norm te overschrijden (bedrijfswagens, maaltijdcheques, …). Deze indirecte vormen van loon worden bijna niet belast en dragen niet bij tot de financiering van onze sociale zekerheid.
- De sociale partners worden systematisch in een conflictmodel gedreven. Iedere regering zal op haar beurt altijd geconfronteerd worden met dit conflict, wat een terugkerend politiek probleem veroorzaakt.
Wat vraagt BBTK-SETCa (ABVV-FGTB)?
Wij vragen een hervorming van de wet die zorgt voor:
- Meer onderhandelingsvrijheid voor de sociale partners op interprofessioneel en sectoraal niveau;
- Een indicatieve (en geen verplichte) marge op het vlak van de loonontwikkelingen;
- Het meetellen van alle verminderingen van de werkgeversbijdragen (inclusief die van de taxshift) en van alle loonsubsidies om de vergelijking te maken met andere landen;
- De garantie dat de verhoging van de minimumlonen geen impact zal hebben op de beschikbare marge voor de andere lonen in het kader van een interprofessioneel akkoord (IPA);
- Niet alleen bepalingen betreffende de lonen, maar ook dat van de werkgevers inspanningen worden gevraagd op het gebied van opleiding en van Onderzoek en Ontwikkeling.
—————————————————————————————————————————————————————
Ben je geen lid en wil je onze publicaties ontvangen, laat het ons dan weten door een e-mail te sturen naar feedback@redbel.be
Als één van je collega’s geïnteresseerd is in onze publicaties, aarzel dan niet om ze naar hen op te sturen.
Je vindt al onze artikelen op onze website www.redbel.be
